Referentiefuncties Slagersbedrijf

Functiecategorie

Functieschaal

Leidinggevend


Hulp bij indeling

STAP 1: Maak een duidelijke omschrijving van de bedrijfsfunctie
STAP 2: Kies de referentiefunctie die het meest lijkt op de bedrijfsfunctie
STAP 3: Vergelijk de bedrijfsfunctie met de referentiefunctie
STAP 4: Leg je conclusie over de zwaarte van de bedrijfsfunctie vast op het ORBA-indelingsformulier
STAP 5: Deel de bedrijfsfuncties in een functiegroep in (1 tot en met 12)
STAP 6: Laat de medewerker de indeling van zijn bedrijfsfunctie weten

STAP 1: Maak een duidelijke beschrijving van de bedrijfsfunctie

Omschrijf de belangrijkste verantwoordelijkheden en taken van de functies in jouw bedrijf (bedrijfsfuncties). Je kunt hierbij kijken naar de beschrijvingen van referentiefuncties. Bespreek de inhoud van de bedrijfsfunctie met de medewerker en de eventuele leidinggevende. Zorg dat jullie het eens worden over de beschrijving. Pas deze aan als dat nodig is. Laat het eindresultaat aan de medewerker zien. Maak je geen omschrijving? Vul dan in elk geval het ORBA-vragenformulier in. Je vindt dit formulier ook in het functiehandboek.


STAP 2: Kies de referentiefunctie die het meest lijkt op de bedrijfsfunctie

Vaak is dit de referentiefunctie die je bij stap 1 hebt gebruikt.


STAP 3: Vergelijk de bedrijfsfunctie met de referentiefunctie

Bepaal welke verschillen er zijn in taken en verantwoordelijkheden. Kijk ook of het werk van de bedrijfsfunctie moeilijker of makkelijker is. Bekijk alle niveaus van de referentiefunctie in de niveau onderscheidende kenmerken (NOK) en bepaal op welk niveau de bedrijfsfunctie het meest lijkt.

Beschrijf de verschillen op het ORBA-indelingsformulier. Je vindt dit formulier hier, en in het functiehandboek.

Tip: vind je wel verschillen, maar gaat het om soortgelijk en even moeilijk werk? Dan kun je de functies op die punten als gelijk zien.


STAP 4: Leg je conclusie over de zwaarte van de bedrijfsfunctie vast op het ORBA-indelingsformulier

Het gaat vooral om het niveau van de functie. Het verschil in alleen het aantal taken is geen goede graadmeter. Leg je conclusie vast:

Het niveau is gelijk aan dat van de referentiefunctie.
De verantwoordelijkheden en taken zijn grotendeels gelijk.
De moeilijkheidsgraad van de verantwoordelijkheden en taken zijn gelijk.
De kennis en vaardigheid die de medewerker nodig heeft zijn gelijk.

Het niveau is lichter dan dat van de referentiefunctie.
De medewerker heeft duidelijk minder verantwoordelijkheden en taken.
De moeilijkheidsgraad van de verantwoordelijkheden en taken is lager.
De medewerker heeft minder kennis en vaardigheid nodig.

Het niveau is zwaarder dan dat van de referentiefunctie.
De medewerker heeft duidelijk meer verantwoordelijkheden en taken.
De moeilijkheidsgraad van de verantwoordelijkheden en taken is hoger.
De medewerker heeft meer kennis en vaardigheid nodig.


STAP 5: Deel de bedrijfsfuncties in een functiegroep in (1 tot en met 12)

Jouw conclusie over het niveauverschil tussen de bedrijfsfunctie en referentiefunctie bepaalt de indeling van de bedrijfsfunctie.

Gelijk: zet de functie in dezelfde functiegroep als de referentiefunctie.
Lichter: zet de functie een groep lager dan de referentiefunctie.
Zwaarder: zet de functie een groep hoger dan de referentiefunctie.

Twijfel je over de juistheid van de indeling? Herhaal dan de vorige stappen. Vergelijk daarbij met een andere referentiefunctie van een ander niveau. Meestal kun je de uitkomsten combineren en zo een conclusie trekken.


STAP 6: Laat de medewerker de indeling van zijn bedrijfsfunctie weten

Vertel in welke functiegroep de bedrijfsfunctie is ingedeeld. En met welke referentiefunctie(s) je de bedrijfsfunctie hebt vergeleken. Geef de medewerker ook de inhoudelijke argumenten voor de indeling. Deze heb je vastgelegd in het ORBA-indelingsformulier.

Geef de medewerker een brief waarin jouw keuzes staan. Noem de bedrijfsfunctie, de functiegroep en de gekozen referentiefunctie(s). Zet er ook de bijbehorende salarisschaal en het salaris bij.

Laat de medewerker deze brief ondertekenen. Laat de medewerker weten wat hij/zij kan doen als hij/zij het niet met je eens is.